1 februari 2021
Kansen voor kleine windmolens voor waterschappen
Het plaatsen van kleinere windmolens is voor waterschappen in windrijke gebieden interessant. Het blijkt rendabel om hiermee de energievoorziening voor hun rioolwaterzuiveringen verder te verduurzamen. Een bescheiden model windturbine is bovendien eenvoudiger in te passen in het landschap en heeft qua draagvlak sneller de wind mee. Dat zijn de belangrijkste conclusies van een onderzoek van STOWA naar kansen voor kleine windturbines.
Bij windenergie is het heersende beeld dat alleen grote turbines financieel haalbaar zijn. Dit STOWA-rapport nuanceert dit beeld. Voor waterschappen kunnen kleinere windmolens extra interessant zijn. Ze hebben veel terreinen beschikbaar, veel ervaring met de ontwikkeling en het beheer van installaties en bovendien behoefte aan stroom voor veel van die installaties. Vooral bij rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) – die een constante energievraag hebben - kunnen kleine windturbines het antwoord zijn op de vraag naar duurzaam opgewekte stroom.
Rendabel zonder subsidie
De grootste onderzochte windmolen, tiphoogte 77 meter, laat zich het snelst terugverdienen, binnen zeven jaar. Bij de modellen van tussen de 20 en 25 meter hoogte varieert de berekende terugverdientijd tussen de 13 en 21 jaar. Uitgangspunten voor de berekeningen zijn een inkoop-stroomprijs van 14 cent per kWh en dat de opgewekte elektriciteit voor 100% ter plekke wordt benut. Naarmate er meer stroom wordt teruggeleverd aan het net, pakt de business case ongunstiger uit. Overal waar de gemiddelde windsnelheid hoger is dan vijf meter per seconde is een gunstige business case mogelijk. Dat is bij benadering het hele gebied ten westen van de lijn Winschoten-Breda, de helft van het oppervlak van Nederland.
Onderzoekers van adviesbureaus Wing en Rencom bestudeerden de prestaties van elf typen kleine windturbines met een vermogen vanaf 5 kilowatt. In grootte variëren ze van ongeveer 18 tot 77 meter tiphoogte. Ze zijn stuk voor stuk (veel) lager dan de meer dan honderd meter hoge molens die tegenwoordig gebruikelijk zijn.
Kleinere molens sluiten hierdoor eerder aan bij omliggende objecten en het landschap. De ervaring leert dat het altijd verstandig is omwonenden bij plannen voor windmolens te betrekken, ongeacht de grootte ervan.
Voorzichtige opmars
De rapportage schetst ook een beeld hoe waterschappen op dit moment bezig zijn met windenergie. Dertien waterschappen namen deel aan een enquête voor dit onderzoek. De windmolen lijkt begonnen aan een voorzichtige opmars binnen de waterschappen. Drie van hen hebben momenteel al een kleine windturbine voor energieopwekking op eigen grond. Zeven waterschappen overwegen een mogelijke plaatsing van waterschapsturbines. Er bestaat ook terughoudendheid. Sommige waterschappen voorzien een lange terugverdientijd, lastige vergunningverlening en een te traag
rendement. Het onderzoek laat zien waar wel degelijk kansen liggen. In een stappenplan schetsen de onderzoekers hoe een project met kleine windturbines van de grond te krijgen is. Ten slotte geeft een Quickscan inzicht in de haalbaarheid ervan.
Waterbeheer en Regionale Energiestrategieën
Dit project is onderdeel van WARES, het onderzoeksprogramma voor WAterbeheer en Regionale EnergieStrategieën. Het is in oktober 2019 gestart door de Unie van Waterschappen en het kenniscentrum van regionale waterbeheerders STOWA. Het doel: helder krijgen hoe aquathermie, windmolens, zonnepanelen en energieopslag een plek kunnen krijgen in het waterbeheer. Met focus op de bijdrage van waterbeheerders aan de Regionale Energiestrategieën (RES). Speciale aandacht gaat uit naar de ecologische, juridische en governance aspecten van energieprojecten. WARES wordt mede mogelijk gemaakt door financiering van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.