16 oktober 2019
Milieurisico's diergeneesmiddelen
Restanten van geneesmiddelen voor dieren kunnen in het water, in de bodem en in de mest van dierlijke grazers terechtkomen. Middelen tegen parasieten vormen een risico voor het milieu, omdat ze schadelijk zijn voor organismen in mest en in het oppervlaktewater. Sommige antibiotica en middelen tegen darmparasieten (coccidiostatica) zijn in de bodem aangetroffen, maar dit lijkt weinig risico voor het milieu te vormen. In oppervlaktewater daarentegen vormt een aantal antibiotica wel een risico. Dit blijkt uit een studie die STOWA heeft laten uitvoeren door het RIVM, Wageningen Environmental Research (WENR) en ADeco advies.
Sommige middelen tegen parasieten, antiparasitica, worden voor vee in de landbouw gebruikt. Andere antiparasitica worden voor huisdieren gebruikt, bijvoorbeeld om vlooien en teken te bestrijden. Een aantal van deze middelen, zoals fipronil, imidacloprid, en permethrin, mogen ook als bestrijdingsmiddel worden ingezet. De antibiotica die het meest in oppervlaktewater zijn aangetroffen, worden ook voor mensen voorgeschreven. Voor deze stoffen is nog onduidelijk hoeveel er per bron in het milieu terechtkomt.
Geneesmiddelen voor dieren in de veehouderij komen in het milieu terecht doordat mest op het land wordt gebracht. Ze komen in het oppervlaktewater via de bodem of doordat de stoffen met regenwater wegspoelen. Huisdiermiddelen kunnen in het oppervlaktewater komen doordat honden daar zwemmen, of via het riool (doordat mensen ze aaien, hun hond wassen, of hun handen wassen nadat ze een geneesmiddel hebben aangebracht). Vanuit oppervlaktewater en via de bodem kunnen resten van geneesmiddelen het grondwater bereiken.
De uitgevoerde studie geeft geen volledig beeld van de risico’s voor het milieu, omdat slechts een klein deel van de in Nederland gebruikte diergeneesmiddelen is beoordeeld. Zo zijn voor hormonen en pijnstillers geen gegevens beschikbaar om conclusies te kunnen trekken. Voor andere diergeneesmiddelen zijn geen meetgegevens of geen risicogrenzen beschikbaar. Ook zijn de normen of risicogrenzen van diverse diergeneesmiddelen zo laag, dat ze niet op dit lage niveau kunnen worden aangetoond. In de praktijk kan het dan zo zijn dat deze concentraties hoger zijn dan de norm. Dan vormen ze toch een risico.
In deze studie is de bestaande kennis samengevat. Met deze kennisbasis kunnen beleidsmakers en andere betrokkenen verkennen welke risico’s met voorrang nader moeten worden onderzocht, hoe ontbrekende kennis kan worden ingevuld, en welke maatregelen mogelijk zijn. De uitkomsten zijn in een brochure samengevat.
(Bron: RIVM)