Bepaling zuurstofvraag huishoudelijk afvalwater
De zuurstofvraag in het huishoudelijk afvalwater van 150 gram zuurstof per persoon per dag is sinds 1998 niet aantoonbaar veranderd. Dit blijkt uit een meetonderzoek dat is uitgevoerd, i.c.m. een theoretische analyse ter onderbouwing. De zuurstofvraag bepaalt mede de (beluchtings)inspanning die nodig is om huishoudelijk afvalwater te zuiveren. Dit rapport bevat de resultaten van het meetonderzoek.
Publicatienummer |
2018-42 |
Thema |
Waterkwaliteit, Realiseren van ecologische waterkwaliteitsdoelen (KRW) |
Datum |
|
In 1985 is de zuurstofvraag voor huishoudelijk afvalwater bepaald via een uitgebreid meetonderzoek, aangevuld met theoretische berekeningen. In 1998 is de huishoudelijke zuurstofvraag voor het laatst getoetst. Na 1998 is er geen nieuw onderzoek naar de zuurstofvraag uit huishoudens gedaan. Sindsdien zijn onze leefgewoonten echter wel veranderd. Tegenwoordig is het bijvoorbeeld gebruikelijk dat de keuken is voorzien van een afwasmachine, terwijl in 1985 nauwelijks afwasmachines werden gebruikt en in 1998 met de hand afwassen nog het meest gangbaar was. Ook onze eetgewoonten zijn veranderd, en zijn er ontwikkelingen geweest op het gebied van was- en schoonmaakmiddelen, toiletpapier, etc. Om na te gaan of dit soort ontwikkelingen een merkbaar effect hebben gehad op de vrachten in huishoudelijk afvalwater, was het wenselijk om hier opnieuw onderzoek naar te doen.
Een tweede reden om nader onderzoek te doen naar de samenstelling van het afvalwater is de voorgenomen modernisering van de waterschapsbelastingen door de Commissie Aanpassing Belastingstelsel. De CAB heeft een aantal voorstellen geformuleerd om het belastingstelsel van de waterschappen aan te passen, met als doel om de toekomstbestendigheid te vergroten. Een van de dheffingen waar voorstellen voor worden gedaan, is de zuiveringsheffing. Vanwege de directe relatie van de voorstellen met de samenstelling van het afvalwater van huishoudens was het logisch ook in dit kader de huidige zuurstofvraag te onderzoeken.
Tenslotte is de samenstelling van het afvalwater van huishoudens belangrijk voor de verklaring van de eventuele discrepantie: het verschil tussen de vervuilingseenheden die op rwzi's in het binnenkomende water worden gemeten en de vervuilingseenheden die worden belast. De gemiddelde discrepantie varieert per waterschap en schommelt tussen de 0 en 30%. Als de vrachten uit huishoudens hoger zijn dan tot nu gedacht, dan kan dat de discrepantie (gedeeltelijk) verklaren.
In 2017 is om bovengenoemde redenen een meetonderzoek uitgevoerd naar de samenstelling van huishoudelijk afvalwater en is een theoretische analyse ter onderbouwing gegeven. Gedurende het meetonderzoek is vier weken volcontinu het afvalwater van vijf meetlocaties bemonsterd (zie STOWA-rapport 2018-41). De uitkomsten van de theoretische analyse worden in het onderhavige rapport gepresenteerd. De belangrijkste uitkomst is dat op basis van dit onderzoek met bijbehorende onzekerheid het onvoldoende aannemelijk is om te twijfelen aan de momenteel gehanteerde zuurstofvraag van 150 gram per persoon per dag.