1 maart 2021
Panacee of doos van Pandora?
De klassieke buisdrainage heeft met de introductie van nieuwe, regelbare vormen van drainage de afgelopen jaren een flinke impuls gekregen. Dat heeft een goede reden. Deze nieuwe drainagevormen kunnen mogelijk bijdragen aan het verminderen van verdroging op de hogere zandgronden en aan het verminderen van bodemdaling in het westen van ons land. Maar is dat ook echt zo? En onder welke vooraarden? Om daar achter te komen hielden STOWA, de Nederlands Hydrologische Vereniging NHV en het programma Lumbricus op 9 februari jl een online bijeenkomst over de huidige kennis en inzichten op het gebied van regelbare drainage, onder de prikkelende titel 'RD: Panacee, of doos van Pandora?'
Het grote verschil tussen klassieke drainage en regelbare, of peilgestuurde vormen van drainage is het feit dat je met de nieuwe vormen de ontwateringsdiepte (verschil tussen maaiveld en het grondwaterpeil) kunt sturen, en niet gehouden bent aan de vaste diepte van je drainagebuizen. Door de drains aan te sluiten op een verzamelput, en ze niet direct naar een ontwateringssloot te leiden, kan de hoogte van de gewenste grondwaterstand geregeld kan worden. Mede door de intensieve droogte van de afgelopen paar jaar en in het licht van klimaatverandering, zijn er de laatste jaren ook veel initiatieven ontplooid om regelbare drainage omgekeerd in te zetten, als alternatief voor bijvoorbeeld het beregenen van gewassen. Via de drainagebuizen wordt hierbij juist water in de ondergrond gebracht. Dit wordt subirrigatie genoemd (ook wel: subinfiltratie). Een bijkomend effect is dat hiermee mogelijk ook grondwatervoorraden worden aangevuld en de grondwaterstanden worden verhoogd. In veenweidegebieden wordt verder geëxperimenteerd met zogenoemde onderwaterdrainage of drukdrainage om grondwaterpeilen op te zetten en het gebied te behoeden voor verdere bodemdaling. Hier liggen de drainagebuizen onder slootpeil, of ze komen uit in een put waar water in staat die druk opbouwt.
Nieuwe dimensie
Al deze ontwikkelingen voegen een geheel nieuwe dimensie toe aan het drainagedossier. Daarmee staat regelbare drainage vandaag de dag volop in de belangstelling. Dat bleek ook wel tijdens deze online bijeenkomst, waar meer dan 150 deelnemers bij aanwezig waren. Daaronder uiteraard veel waterschappers, maar ook vertegenwoordigers van andere overheden, de landbouw, de natuur, drainage-installateurs, medewerkers van adviesbureaus en ook verschillende Vlaamse collega’s. Kortom: alle betrokkenen en belanghebbende partijen namen deel.
De ochtend startte met een rondje vragen uit de praktijk, in dit geval vanuit het waterbeheer, de landbouw en de natuur. Har Frenken, DB-lid van Waterschap Limburg opende de dag. In het Limburgse is regelbare drainage al meer dan tien jaar verplicht voor boeren. Frenken is overtuigd van de mogelijkheden van RD om niet alleen water af te voeren, maar ook langer vast te houden in percelen.
Maar volgens Frenken staan we nog steeds ‘in de foute stand.’ Hij wil graag antwoord op de vraag hoe we (alle) agrariërs kunnen verleiden om niet meer water af te voeren dan absoluut noodzakelijk en de rest te bergen in de bodem voor droge tijden. Dat is een lange weg en ‘daar moet je nog heel wat keukentafels voor langs’, aldus Frenken.
Op orde
Twan Gielen van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond LLTB gaf aan dat boeren best bereid zijn om water via RD langer vast te houden op hun percelen. Maar daarmee wordt het risico op wateroverlast volgens hem wel groter. Dat risico willen de boeren nemen, maar dan moet het watersysteem wel op orde zijn om dat tot een minimum te beperken, aldus Gielen. Hij zou graag willen weten hoeveel water je ongeveer kunt bergen met peilgestuurde drainage, maar ook wat de risico’s zijn van het infiltreren van water van slechte kwaliteit in percelen en wat de voor- en nadelen zijn van het gebruik van grond- danwel oppervlaktewater als bron voor subirrigatie. En, niet onbelangrijk: wat is de levensduur van subirrigatiesystemen?
Averechts
Wiebe Borren van Natuurmonumenten sloot de ronde vragen uit de praktijk af. Hij sprak vooral zijn zorgen uit over het gebruik van regelbare drainage rond natuurgebieden. Het kan volgens hem weliswaar zorgen voor hogere grondwaterstanden, maar dan moet het wel goed gebruikt, gemonitord en gehandhaafd worden. Want anders kan het ook averechts werken, een zorg die later op de dag nog verschillende keren terugkwam. En niet-gedraineerde percelen rond natuurgebieden, zijn vanuit natuurperspectief nog altijd beter dan RD-gedraineerde percelen, aldus Borren. De natuur, en dan met name verdrogingsbestrijding, vraagt volgens Borren iets anders: hogere slootpeilen en het verondiepen dan wel dempen van greppels en sloten. En nog radicaler: extensiever landgebruik en een transitie naar andere vormen van landbouw.
De drie bijdragen maakten direct duidelijk hoe er vanuit de praktijk wordt gedacht over de mogelijkheden, de kansen maar ook de bedreigingen van regelbare drainage. In de loop van de dag werd het vraagstuk vanuit alle mogelijke invalshoeken nader uitgelicht.