23 augustus 2021
Onderzoek ontwikkeling watergebonden insecten
De diversiteit aan watergebonden insecten, en daarmee de natuurkwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland, is de afgelopen drie decennia toegenomen. Het aantal insecten dat gebaat is bij een goede waterkwaliteit, zoals kokerjuffers en libellen, steeg. Tegelijkertijd nam het totaal aantal individuen watergebonden insecten met de helft af. Deze afname is vooral toe te schrijven aan insectensoorten die voorkomen in voedselrijk water. Dit blijkt uit onderzoek dat STOWA heeft laten uitvoeren naar de langjarige ontwikkeling van watergebonden insecten in Nederland.
Diversiteit aquatische insecten afgelopen 30 jaar toegenomen, aantal individuen gehalveerd
In 2017 sloegen Duitse en Nederlandse onderzoekers alarm over de insectenpopulatie in Duitsland. Het aantal vliegende insecten bleek daar sinds 1989 in 63 onderzochte beschermde natuurgebieden met ruim 75 procent te zijn afgenomen. Dit gegeven vormde voor STOWA aanleiding onderzoek te starten naar de langjarige ontwikkeling van de watergebonden-insectenpopulatie in Nederland. Hiervoor verzamelde EIS Kenniscentrum Insecten over een periode van 27 jaar monitoringgegevens van acht waterschappen. Na een grondige voorbewerking van de basisgegevens werden deze geanalyseerd door wetenschappers van de Radboud Universiteit in Nijmegen.
De acht waterschappen liggen in het zuiden (Limburg en Oost- en Midden-Brabant), oosten (Achterhoek en Twente), en westen (zuidwestelijke helft van Zuid-Holland) van het land. In de uitgevoerde analyses hielden de onderzoekers rekening met mogelijke verschillen tussen de waterschappen, verschillen tussen de veldmedewerkers die de monsters verzameld hebben, en ook met het totale aantal meters dat bemonsterd is. Weer- en waterkwaliteitsgegevens werden ruimtelijk geïnterpoleerd naar 1.709 locaties waar in totaal 12.087 macrofaunamonsters verzameld waren.
Kleinere aantallen, meer verschillende soorten
Het totale aantal individuen van watergebonden insecten nam met de helft af. Maar niet alle insectengroepen droegen evenveel bij aan deze halvering. Vooral de sterke afname in de groepen met de hoogste aantallen individuen waren bepalend. Het gaat daarbij om groepen dansmuggen en eendagsvliegen, die veelal kenmerkend zijn voor voedselrijk water.
Het aantal waterwantsen en waterkevers nam ook af, het aantal kokerjuffers en libellen nam echter juist toe. Omdat deze groepen ook vroeger al minder talrijk waren, had dit minder invloed op het totale aantal insecten.
Als verder wordt ingezoomd op de data, wordt nog een ander patroon zichtbaar: van 140 van de in totaal 213 insecten-geslachten nam het aantal individuen toe, ook binnen 68 dansmuggeslachten. (Een ‘geslacht’, of ‘genus’, bestaat uit meerdere soorten) De meest talrijke geslachten, veelal die van voedselrijk water, kwamen minder voor, terwijl van de zeldzamere geslachten juist steeds meer individuen aangetroffen werden.
Dit zorgde voor een gelijkere verdeling van de aantallen individuen over de insecten-geslachten. Aangezien ook het aantal geslachten per monster toenam, is er dus sprake van een stijgende biodiversiteit.
Minder eutrofiëring en bestrijdingsmiddelen: meer diversiteit
Na het koppelen van de gegevens over aquatische insecten met omgevingsvariabelen, zagen de onderzoekers dat de positieve trend het best verklaard wordt door de verbeterde waterkwaliteit. Halvering van de stikstof- en fosforconcentraties had een positief effect op het aantal individuen van de meeste groepen insecten, maar verlaagde juist het totale aantal dansmuggen en kriebelmuggen. De flinke afname in de gecombineerde toxiciteit van alle in het water gemeten pesticiden over de drie decennia had een vergelijkbaar positief effect op de diversiteit aan waterinsecten.
Herstel
Hoewel referentie-datasets ontbreken om te bepalen in welke mate de gemeenschappen van waterinsecten de historische situaties benaderen, zijn er duidelijke aanwijzingen dat deze zich aan het herstellen zijn van de slechte waterkwaliteit in de jaren tachtig. Deze slechte kwaliteit werd veroorzaakt werd door vermesting en vervuiling. Insecten die karakteristiek zijn voor gezonde beek- en meerecosystemen, namen toe, terwijl negatieve indicatorgroepen juist afnamen. Zo deden insecten die van helder en stromend water houden het beduidend beter dan insecten die stilstaand water en slibbodems prefereren.
Het ecologisch herstel van de aquatische systemen leidt tot een lagere aantal insecten-individuen dan ten tijde van het begin van de studieperiode toen de wateren nog zwaar belast waren met voedingsstoffen en organische stoffen. Die afname in het aantal individuen aan insecten kan gevolgen hebben voor de organismen die leven van insecten, zoals vleermuizen en veel vogels.
Tot slot: in veel wateren zijn de concentraties van nutriënten en toxische stoffen nog steeds boven de vastgestelde normen. Daardoor is de waterinsectengemeenschap op veel plaatsen nog niet wat beoogd is. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat verdergaande verbetering van de waterkwaliteit en natuurvriendelijk oever- en waterbeheer kunnen leiden tot verder herstel van waterinsecten-gemeenschappen.
Het volledige (Engelstalige) onderzoeksrapport met uitgebreide Nederlandstalige samenvatting kunt u HIER downloaden.