Handleiding monitoring beekherstel
Deze handleiding voor het monitoren van de effecten van beekherstelprojecten heeft als doel de monitoring van beekherstelprojecten te stimuleren en de kwaliteit ervan te verbeteren. De met monitoring opgedane kennis kan een belangrijke bijdrage leveren aan beter begrip van de maatregel-effectrelaties bij beekherstel en daarmee aan effectiever en doelmatiger waterbeheer.
Publicatienummer |
2015-11 |
Thema |
Waterkwaliteit, Realiseren van ecologische waterkwaliteitsdoelen (KRW) |
Datum |
|
Tot laat in de vorige eeuw zijn veel beken in Nederland verbreed, verdiept en rechtgetrokken om de afvoercapaciteit te vergroten. Nu, een halve eeuw later, ervaren we daarvan de nadelen. Beken voeren het water soms te snel af en draineren het omliggende land te sterk. In andere gevallen vormen stuwen migratiebarrie`res en leiden die stuwen tot stagnatie van water- en sedimentstromen. De landschappelijke e´n ecologische kwaliteit van beken is op veel plaatsen sterk afgenomen; karakteristieke beekdalflora en -fauna is verdwenen.
De waterbeheerders hebben de ambitie de beken en rivieren te revitaliseren. Hun activiteiten op dit terrein hebben een extra impuls gekregen na de invoering van de Europese Kader- richtlijn water. Tot op heden is al ca. 1.500 kilometer beek hersteld. Gepland is om tot 2027 nog eens ca. 1.000 kilometer te herstellen. De investeringen die daarmee gemoeid zijn, rechtvaardigen het dat de resultaten van de beekherstelprojecten gedegen gevolgd worden. Over faal- en succesfactoren bij beekherstel is weliswaar al veel wel bekend, maar veel ook niet.
Goede monitoring levert informatie over de ontwikkelingen in en om de beek. Gevolgd kan worden of het herstel inderdaad leidt tot betere randvoorwaarden voor de gewenste flora en fauna en tot hogere ecologische waarden. Monitoring levert echter ook kennis op over de mate waarin beekherstel van invloed is op andere functies dan ecologie.
De praktijk is dat er ten opzichte van de investeringskosten relatief weinig budget beschikbaar is voor monitoring. Daarbij komt dat de meetprogramma’s geïsoleerd, per project, worden opgezet, hetgeen de uniformiteit niet ten goede komt. Om de waarde van de monitoringsprogramma’s te verhogen en de mogelijkheden voor het uitwisselen van resultaten te vergroten, is het gewenst om de monitoringinspanning beter af te stemmen. De voorliggende handleiding is daartoe een aanzet. De handleiding doet suggesties voor een meetopzet en beschrijft voor een aantal parameters meer in detail hoe gemeten moet worden.