Herkomst van beekslib in vier stroomgebieden. Een analyse op basis van de chemische samenstelling (KIWK)
Beekslib staat een goede ecologische kwaliteit en duurzaam beekherstel in de weg. Dit rapport bevat de resultaten van een onderzoek waarin voor vier beeksystemen is gekeken hoe het slib zich vormt en waar het vandaan komt. Op basis daarvan kunnen maatregelen worden genomen om overmatige slibaangroei tegen te gaan. Dit rapport is opgesteld in het kader van het project Ecologie van de Kennisimpuls Waterkwaliteit (KIWK).
Publicatienummer |
2022-16 |
Thema |
Waterkwaliteit, Realiseren van ecologische waterkwaliteitsdoelen (KRW) |
Datum |
|
De waterkwaliteit is de afgelopen jaren in veel Nederlandse beken verbeterd. Toch blijven de gewenste waterplanten vaak weg en hebben veel beken te maken met woekering van ongewenste soorten. In het project ‘Grip op Slib’ (2019 t/m 2021) is onderzocht in hoeverre de aanwezigheid en kwaliteit van het slib in beken hiervan de oorzaak is. Daaruit komt naar voren dat de aanwezigheid van voedselrijk slib in veel beken een belangrijk obstakel blijkt te zijn voor ecologisch herstel. Binnen de Kennisimpuls Waterkwaliteit is de herkomst van dit slib nader onderzocht en zijn maatregelen geformuleerd om slibophoping in beken tegen te gaan.
Als beekslib een goede ecologische kwaliteit in de weg staat, is het natuurlijk belangrijk om te weten hoe het slib zich vormt en waar het vandaan komt. Dit biedt namelijk handvatten voor het tegengaan van overmatige slibaanwas en het zo ecologisch gezond maken van beeksystemen. Dit rapport bevat de resultaten van een onderzoek naar herkomst van slib in vier beeksystemen: het Gasterensche Diep, de Eefse Beek, de Tongelreep en de Lage Raam. Op basis van gebiedskenmerken hebben de onderzoekers bepaald welke bronnen waar en wanneer een bijdrage leveren aan het beekslib. Gekeken is naar bronnen vanuit het omringende land zoals bodemerosie door water en/ of wind, en naar externe slibbronnen zoals inlaatwater en riooloverstortingen. Maar ook naar lokale bronnen in de beek zelf zoals afgestorven waterplanten (detritus), ijzerrijke kwel en oeverafkalving.
De onderzoekers zijn in staat gebleken de bronnen van slibvorming kwalitatief in kaart te brengen. Maar kwantitatief (nog) niet. Dat maakt het vooralsnog lastig om concrete stappen te zetten en maatregelkeuzes te maken voor de individuele beken om slibvorming te beperken. Ook blijkt in veel gevallen de bron een ‘beek-eigen’ bron te zijn, die moeilijk aan te pakken is. Dit laat onverlet dat het aanpakken en beperken van slibvorming in beken belangrijk is voor succesvol beekherstel. Dit onderzoek onderstreept het belang van een beekspecifieke watersysteemanalyse, waarbij het achterhalen van de herkomst van het gevormde slib een onderdeel kan zijn.
Bij dit rapport is een Deltafact opgesteld, waarin een overzicht van de huidige kennis over de invloed van beekslib op het behalen van KRW- en natuurdoelen is gegeven. In deze Deltafact wordt ook ingegaan op de herkomst van dit slib en op belangrijkste processen die ten grondslag liggen aan de relatie tussen het voorkomen van waterplanten in laaglandbeken en het voorkomen en de kwaliteit van het slib.