Pilotonderzoek vergelijking oxidatieve technieken effluent rwzi Aarle-Rixtel (IPMV)
Dit rapport bevat de resultaten van een pilotonderzoek op rwzi Aarle Rixtel, waarbij twee oxidatieve technieken voor verwijdering van medicijnresten en andere organische microverontreinigingen zijn vergeleken. Het gaat om ozon met biologische nabehandeling, en UV licht met waterstofperoxide. Zowel Ozon als UV verwijderen medicijnresten effectief uit het afvalwater en voldoen daarmee aan de doelen uit het programma Medicijnresten uit Water van het ministerie van IenW. Maar beide oxidatieve technieken hebben bij toepassing op het effluent van Aarle Rixtel van het Waterschap Aa en Maas ook hun eigen aandachtspunten.
Publicatienummer |
2020-41 |
Thema |
Waterkwaliteit, Nieuwe stoffen |
Datum |
|
Het terugdringen van de emissie van medicijnresten en andere (organische) microverontreinigingen via het effluent van rwzi’s op het ontvangende oppervlaktewater, is de laatste jaren een steeds groter aandachtspunt geworden. Organische microverontreinigingen zijn in het oppervlaktewater ongewenst omdat ze leiden tot risico’s voor de ecologie en ze moeten bij drinkwaterproductie vanuit oppervlaktewater worden verwijderd.
Op de rwzi Aarle Rixtel is in het kader van het Innovatieprogramma Microverontreinigingen (IPMV) van STOWA en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat pilotonderzoek gedaan naar de toepassing van twee oxidatieve technieken: ozon met biologische nabehandeling (O3 + Bio) en UVstraling met waterstofperoxide (UV + H2O2). Ozon is een techniek die al op rwzi’s in het buitenland wordt toegepast om medicijnresten te verwijderen uit het effluent. De techniek UV + H2O2 is een veelbelovende techniek die nog niet wordt toegepast op rwzi’s, maar wel bij de verwijdering van gewasbeschermingsmiddelen uit afvalwater van de glastuinbouw en bij drinkwaterproductie.
Voor behandeling van het afvalwater van rwzi Aarle Rixtel scoort toepassing van ozon op het gebied van verwijderingsrendement en bijbehorend energieverbruik beter dan UV + H2O2. daarbij wordt aangetekend dat de voorkeur voor een techniek in het algemeen wordt bepaald door de lokale situatie. Het gewenste verwijderingsrendement van medicijnresten op de betreffende zuivering is mede bepalend voor de techniekkeuze, de doseringen en de capaciteit van de installatie, en heeft invloed op de aandachtspunten van de technologieën. Daarnaast zijn ook kosten en duurzaamheid van belang bij de uiteindelijke keuze.
Het onderzoek werd uitgevoerd in het kader van het Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit rwzi-afvalwater (IPMV) van STOWA en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. dat maakt op zijn beurt onderdeel uit van het uitvoeringsprogramma Ketenaanpak medicijnresten uit water van het ministerie.