Skip to main content Skip to main nav

Bodembescherming op rwzi’s

In dit project wordt de huidige bodembeschermingsstrategie op rwzi’s geëvalueerd en zo nodig aangepast. Daarbij wordt gekeken hoe tot bodembeschermingsmethodieken te komen die werkbaar en praktisch uitvoerbaar zijn voor zuiveringbeheerders en die akkoord worden bevonden door het bevoegd gezag. Als uit de evaluatie blijkt dat wet- en regelgeving moeten worden aangepast om knelpunten weg te nemen, wordt daartoe een voorstel gedaan.

De STOWA-cie ‘Wm en rwzi’s’ heeft het onderwerp ‘Bescherming van de bodem op rwzi’s’ jaren geleden laten uitwerken in een aparte werkgroep. Reden om dit onderwerp ter hand te nemen was de voortdurende discussies tussen waterschappen en het bevoegd gezag over onderwerp bodembescherming. De uitwerking is indertijd opgepakt door een daarvoor apart ingestelde IPO/STOWA-werkgroep waarin twee waterschappen en vier provincies betrokken waren.

Vóórdat het STOWA-rapport 2010-04 gereed was, was echter door Infomil al wet- en regelgeving opgesteld (Activiteitenbesluit en regeling). De bodembeschermingsstrategie is nadien wel uitgerold bij de waterschappen, maar niet bij het omgevingsdiensten (die net waren opgericht of in oprichting waren). Al snel bleek dat de wet- en regelgeving veel mankementen bevatte en voor velerlei uitleg vatbaar was. Om die reden is de STOWA-werkgroep eind 2011 weer bij elkaar gekomen. Dit heeft geresulteerd in een Handreiking Bodembescherming op rwzi’s. In de Handreiking is op detail niveau uitwerking gegeven aan de onderwerpen en zijn praktijkvoorbeelden gegeven. 

Opgemerkt wordt dat de Handreiking nooit een wettelijke status heeft gekregen. Bij elk ingediend Bodembeschermingsplan dient aan het bevoegd gezag daarom om instemming gevraagd te worden voor toepassing. In de loop van 2012 is de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming door een nationale werkgroep geüpdatet. Daarin waren vertegenwoordigd het bevoegd gezag, diverse branches en de waterschappen. De typische rwzi-activiteiten zijn ingedeeld in een aparte categorie (5.4.2). In de NRB2012 wordt verwezen naar wet- en regelgeving maar ook de Handreiking 2012.

Bij de implementatie is daarna bij omgevingsdiensten alsmede bij zuiveringsbeheerders het beeld ontstaan dat voldaan werd aan wet- en regelgeving als een grondwatermonitoringssysteem aangelegd en in gebruik zou worden genomen. Deze interpretatie heeft te maken met het feit dat in de wet- en regelgeving de focus op grondwatermonitoring ligt. Zowel het STOWA-rapport als de Handreiking geven echter nog verscheidene andere opties om een adequate bodembescherming te bewerkstelligen. 

In de praktijk blijken gwm-systemen vaak niet te werken zoals verwacht. Regelmatig zijn ze niet bij de bedrijfsonderdelen gesitueerd die een bodemrisico vormen. De situering is vaak lastig omdat de grondwaterstromingsrichting moeilijk te bepalen is en de resultaten geven soms aanleiding tot valse meldingen. Bovendien zijn er verschillen van inzicht tussen omgevingsdiensten en zuiveringbeheerders over welke bedrijfsactiviteiten een bodemrisico met zich meebrengen. Daarnaast veroorzaakt de onduidelijke wet- en regelgeving veel interpretatieverschillen tussen OD’s onderling en met zuiveringbeheerders. Verder zijn er (nieuwe) ontwikkelingen waardoor er méér methodes zijn om het bodemrisico te reduceren. 

Bovendien speelt nog iets anders: uit een KRW-studie van 2019 blijkt dat in het freatische grondwater ten westen van lijn Groningen Bergen op Zoom alsmede in gebieden waar intensieve veehouderij voorkomt, soms zeer hoge NH4-N-gehaltes voorkomen (tot wel 100% méér dan de gemiddelde influentgehaltes). De vraag is of NH4-N in die gevallen een verstandige gidsparameters is. Ook de CZV-parameter zal vanwege het chemicaliënverbruik en bij de analyse ervan, worden vervangen door TOC. Dit sluit ook beter aan bij EU-richtlijnen. 

Door zowel omgevingsdiensten als zuiveringbeheerders wordt het onderwerp ‘bodembescherming op rwzi’s’ ervaren als een complex onderwerp. Hierdoor bewegen zuiveringbeheerders en omgevingsdiensten zich in een gedwongen en ongemakkelijke dans.  Het voorgaande pleit niet alleen voor een evaluatie. De evaluatie moet laten zien waar de problemen zitten en welke oplossingsrichtingen er zijn. Daaruit moet in ieder geval blijken op welke onderwerpen ingezoomd moeten worden en eventueel aanpassing van strategie, bodembeschermingsmethodes en/of wet- en regelgeving nodig is dan wel gewenst is. 

Het is van groot belang om het bevoegd gezag (omgevingsdiensten  en ministerie IenW) vanaf het begin in het project te laten mee te nemen. Dit is nodig voor het creëren van draagvlak, het vlot laten verlopen van aanpassingen (eventueel vervolgproject) en een goede werkbare relatie.