Waterschappen vinden dat ze zowel een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben als een unieke positie om de biodiversiteit te versterken. Het is echter lang onduidelijk gebleven hoe waterschappen aan de slag kunnen met biodiversiteit. Door de ontwikkeling van kritische prestatieindicatoren (KPI's) en sturing op biodiversiteitsdoelen kan met dit raamwerk ervaring worden opgedaan met biodiversiteitsherstel.

Met dit raamwerk zijn biodiversiteitsdoelen geformuleerd om op het gebied van beleid en beheer aan de slag te gaan. Daarnaast kan de daadwerkelijke biodiversiteit in beeld worden gebracht. Door te werken aan biodiversiteitsherstel wordt ook een positieve bijdrage geleverd aan het verbeteren van de waterkwaliteit en daarmee aan het behalen van de KRW-doelen. In lijn met het concept Basiskwaliteit Natuur richt dit Raamwerk zich op het ‘verbeteren van condities' (inrichting, beheer en abiotiek), en ‘toetsen op soorten’ (effect). 

Waterschappen kunnen met dit raamwerk aan de slag in de praktijk (verbeteren condities), aquatische en terrestrisch biodiversiteit in beeld brengen (toetsen op soorten) en ervaring opdoen en leren van ervaringen (doen, leren, beter doen).

Dit is de tweede versie van het Raamwerk. Bij de eerste versie ontbraken indicatoren voor aquatische en terrestrische biodiversiteit. Het raamwerk is aangevuld en aangescherpt om te zorgen dat het in de praktijk toegepast kan worden en aansluit bij de ontwikkelingen op het gebied van Basiskwaliteit Natuur. De aanscherping is uitgevoerd door Schuttelaar & Partners in afstemming met de Community of Practice Monitoring Biodiversiteit (opgericht door de STOWA) en het Team Biodiversiteit van de UvW.