Grip op beekslib. De sturende rol van beeksediment op de kwaliteit van beeklevensgemeenschappen (KIWK)
Dit rapport bevat de resultaten van het OBN-onderzoek ‘Grip op Beekslib’. Hierin is onderzocht in hoeverre slibophoping en de kwaliteit van het opgehoopte slib knelpunten vormen voor het voorkomen van doelvegetaties in beken. Daaruit blijkt dat de aanwezigheid van voedselrijk slib in veel beken blijkt een belangrijk obstakel te zijn voor ecologisch herstel. Binnen de Kennisimpuls Waterkwaliteit is de herkomst van dit slib onderzocht en zijn maatregelen geformuleerd om slibophoping in beken tegen te gaan. STOWA heeft dit onderzoek mede-gefinancierd.
Publicatienummer |
2022-20 |
Thema |
Waterkwaliteit, Realiseren van ecologische waterkwaliteitsdoelen (KRW) |
Datum |
|
In beken liggen vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Natura-2000 (N2000) duidelijke doelstellingen voor de aanwezigheid van waterplanten. Veel beektrajecten voldoen niet aan de Goede Ecologische Toestand van de KRW en voor de meeste beektrajecten in N2000-gebieden is een kwaliteitsverbetering en uitbreiding van het habitattype gewenst. Voor alle ecologische doelen is de soortensamenstelling van plantengemeenschappen erg belangrijk. Er wordt een groot belang toegekend aan onder andere Waterranonkels en Fonteinkruiden. Begroeiingen met zeer algemene soorten zoals Smalle waterpest, Grof hoornblad, Schedefonteinkruid en Aarvederkruid worden als veel slechter beoordeeld (Van der Molen et al. (red.), 2018).
Voor beektrajecten die binnen Natura2000-gebieden liggen, is vaak het habitattype H3260A Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels) als doelstelling opgenomen. In zowel de Kaderrichtlijn Water als in de beoordeling voor N2000 komt dit neer op een waardering van kenmerkende soorten van matig voedselrijk en helder water. Opvallend is dat er de afgelopen decennia een sterke kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater in beken is gerealiseerd, maar dat dit er niet toe geleid heeft dat de doelen met betrekking tot beekgemeenschappen zijn behaald. Een van de belangrijke factoren hierin is waarschijnlijk de aanwezigheid van voedselrijk slib in veel beken. Waar er altijd al veel aandacht was voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, ontbrak deze aandacht lange tijd voor de rol van de onderwaterbodem in beken, terwijl de meeste ondergedoken waterplanten in de onderwaterbodem wortelen en dus zowel gestuurd zouden kunnen worden door de kwaliteit van de onderwaterbodem als de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Er vindt ook uitwisseling plaats tussen stoffen in de onderwaterbodem en het oppervlaktewater; het slib in de beek kan dus zelf ook invloed hebben op de oppervlaktewaterkwaliteit. Daarnaast heeft transport van slib in de beek een effect op het doorzicht en daarmee op het lichtklimaat op de onderwaterbodem. Ook vormt slib het substraat voor kieming en worteling, waarbij aangenomen kan worden dat er in geval van een erg weke sliblaag geen geschikt milieu aanwezig is voor de wortels van waterplanten en dat ze bij sterke stroming, zoals in geval van een piekafvoer, sneller ontworteld raken en wegspoelen.
In H2O online (januari 2022) verscheen een artikel over dit onderzoek. > Download het artikel