Perspectieven elektriciteit uit water. Nationaal potentieel voor 2030 en 2050 (revisie augustus 2021)
STOWA heeft in samenwerking met het Ministerie van IenW en Rijkswaterstaat een verbeterde en geactualiseerde inschatting laten maken van het realistisch potentieel van elektriciteit uit water. In dit rapport wordt deze inschatting nader toegelicht.
Publicatienummer |
2019-29 | Revisie: augustus 2021 |
Thema |
Produceren van energie (o.m. aquathermie), Circulaire economie |
Datum |
|
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2030 80 procent van de elektriciteit wordt opgewekt uit duurzame bronnen. In 2050 moet dat vrijwel 100 procent zijn. Op dit moment zijn wind en zon de enige concurrerende bronnen om deze ambitie te behalen.
Binnen de watersector worden regelmatig uiteenlopende initiatieven genomen voor winning van elektriciteit uit water, zoals waterkracht, getijdenenergie, golfenergie en energie uit zoet-zout verschillen. Dergelijke initiatieven kunnen leiden tot een grotere diversiteit aan duurzame energiebronnen en ze kunnen bijdragen aan een grotere leveringszekerheid van elektriciteit. Omdat deze technieken veelal nog een innovatief karakter hebben en nog niet op grote schaal in Nederland worden toegepast, rijst de vraag wat de perspectieven voor de toekomstige energievoorziening en de effecten op het watersysteem zijn van deze technieken.
Deze vraag was aanleiding voor deze studie. Hieruit blijkt dat enkele technieken al voldoende marktrijp en concurrerend zijn om een bijdrage te leveren aan de Klimaatambitie voor 2030. Deze bijdrage is relatief bescheiden, maar wel relevant. De meeste beschouwde technieken moeten nog een flinke ontwikkeling doormaken om te kunnen concurreren op de elektriciteitsmarkt, maar zouden na 2030 een relevante bijdrage aan de elektriciteitsvoorziening kunnen leveren. Dit vraagt echter wel om actieve steun van de overheid.