(Voor)droging van zuiveringsslib in kassen met én zonder restwarmte
In deze rapportage zijn de kansen van slibdroging in kassen voor de Nederlandse situatie beschreven. Er wordt inzicht gegeven in de potenties van de techniek van kassendroging aan de hand van (voornamelijk Duitse) praktijkervaringen en literatuur. Daarnaast zijn met modelberekeningen vier praktijkcasussen doorgerekend om de haalbaarheid voor Nederland in te schatten.
Publicatienummer |
2013-38 |
Thema |
Circulaire economie, Energiebesparing |
Datum |
|
De waterschappen willen in 2020 ten minste 40 procent van hun energieverbruik zelf opwekken. In de Meerjarenafspraken energie-efficiency (2008), het Klimaatakkoord (2010), de Lokale Klimaatagenda (2011), de Green Deala (2011), het Ketenakkoord Fosfaat en recentelijk het SER Energieakkoord (2013) zijn beleidsmatige afspraken gemaakt over energie- en fosfaatterugwinning. Energie- en kostenbesparing zijn belangrijke uitdagingen.
Bij slibdroging in kassen wordt het drogestofgehalte van het ontwaterde slib verhoogd van 20-25 procent naar 50-85 procent door zonlicht met soms aanvullende restwarmte. Daarmee wordt het (water)volume van het slib fors gereduceerd en wordt bespaard op transport- en afzetkosten. In diverse landen kan dit financieel uit.
De uitgevoerde studie naar vier casussen laat zien dat onder de gestelde aannamen het drogen van slib in kassen in alle gevallen tot lagere exploitatiekosten leidt. Alleen bij de casus waarbij intensief gebruik wordt gemaakt van restwarmte, worden de benodigde investeringen binnen enkele jaren terugverdiend. In de casussen waar geen restwarmte wordt gebruikt, zijn de jaarlijkse besparingen te laag om de investeringen in een afzienbare periode terug te verdienen. Droging van slib in kassen verhoogt de verbrandingswaarde van het slib en draagt daarmee bij aan een efficiëntere energiehuishouding. Slib drogen in kassen levert een ketenbijdrage aan MJA3.